De sportclub kan in verschillende vormen worden opgericht, namelijk als vennootschap, als vzw of als een feitelijke vereniging. Dit heeft ook zijn gevolgen voor het fiscaal statuut van de sportclub. Dit artikel geeft summier de fiscale gevolgen per rechtsvorm weer.
De vennootschap
De sportclub en de sportbeoefenaar kunnen de vorm aannemen van een vennootschap. De meeste sportclubs hebben de vorm van een vzw. Wanneer echter de commerciële inkomsten van die grootte zijn dat niet langer volgehouden kan worden dat er sprake is van een ‘bijkomende’ economische activiteit, wordt gekozen voor een vennootschapsvorm.
Een vennootschap is onderworpen aan de vennootschapsbelasting. Dit heeft als gevolg dat de inkomsten onderworpen zijn aan een vast tarief van 29,58% in aanslagjaar 2019 (25% in AJ 2021) tegenover de progressieve tarieven (25% – 50%) in de inkomstenbelasting. Wanneer men daarenboven kwalificeert als kleine vennootschap, bedraagt het tarief slechts 20,4% in aanslagjaar 2019 (20% in AJ 2021) op de eerste schijf van 100 000 euro.
De winst die de vennootschap genereert, komt niet rechtstreeks toe aan de aandeelhouder. Deze moet de winst laten uitkeren in de vorm van een dividend of een salaris. Ook dit heeft fiscale gevolgen.
De vennootschapsbelasting kent geen belastingvrij minimum, zoals in de personenbelasting. Alles wat de vennootschap verkrijgt behoort met andere worden tot de belastbare winst.
De vzw
De sportclub die de vorm aanneemt van een vzw, is onderworpen aan de rechtspersonenbelasting. In tegenstelling tot de vennootschap die belast wordt op het jaarlijks netto-inkomen, wordt de vzw belast op limitatief in de wet opgesomde inkomsten (artikel 221 – 224 WIB).
Naast de inkomstenbelasting kan de vzw ook in aanraking komen met andere belastingen.
Zo zal de vzw die bezittingen met een totale waarde van meer dan 25 000 euro heeft, een jaarlijkse patrimoniumtaks van 0,17% over diens goederen verschuldigd zijn (art 147 e.v. Vl W Succ). Vzw’s worden vermoed een eeuwig bestaan te hebben. Bijgevolg zullen diens goederen nooit onderworpen worden aan registratie- en successierechten en heft men aldus deze patrimoniumtaks.
Het kan gebeuren dat een natuurlijke persoon legateert aan een vzw. Deze vzw kan dit niet zomaar aanvaarden, maar moet hiertoe gemachtigd worden bij KB. Het legaat wordt belast aan een vast tarief van 8,50 % (art 2.7.4.2.1, 10° VCF).
De feitelijke vereniging
Soms neemt de sportclub de vorm aan van een feitelijke vereniging en heeft deze geen rechtspersoonlijkheid. Het fiscale gevolg is dat de sportclub niet onderworpen is aan de rechtspersonenbelasting, noch aan de vennootschapsbelasting. Dit betekent evenwel niet dat er geen belastingen verschuldigd zullen zijn. De inkomsten van de sportclub worden geacht rechtstreeks door te vloeien naar de leden van de vereniging. Bijgevolg zijn deze in hoofde van die leden belastbaar in de inkomstenbelasting.
Btw
Wanneer de omzet van de btw-belastingplichtige niet meer bedraagt dan 25 000 euro per jaar, zal deze vallen onder vrijstellingsregeling. Bijgevolg zal geen btw aangerekend worden op de uitgaande handelingen.
Indien de omzet meer bedraagt, zal wel btw geheven worden op de uitgaande handelingen. Merk op dat men per handeling moet nagaan of een verlaagd tarief dan wel een vrijstelling van toepassing is.
De diensten met betrekking tot sport en de daarmee samenhangende diensten, verstrekt aan personen die actief aan sport komen doen, zijn vrijgesteld van btw op voorwaarde dat de exploitant een instelling is die geen winst nastreeft en de ontvangsten uitsluitend gebruikt worden om de kosten ervan te dekken (artikel 44, §2, 3° W BTW). Onder bepaalde voorwaarden zal het serveren van spijzen en dranken ook vrijgesteld worden onder het mom van ‘daarmee samenhangende diensten’. Wanneer men als sportclub de vorm aanneemt van een vennootschap, zal deze niet van de vrijstelling kunnen genieten. Een vennootschap wordt immers geacht winst na te streven.
Voldoet men niet aan de voorwaarden van de btw-vrijstelling, kan men mogelijks het verlaagd tarief van 6% toepassen. Zo zal bij de toekenning van het recht op toegang tot een sportinrichting en het recht daarvan gebruik te maken onderworpen zijn aan het verlaagd btw-tarief. Dit tarief is niet van toepassing wanneer de exploitant van de sportinrichting tevens de trainer is en actief instructies geeft. Het tarief van 21% vindt dan toepassing.
Conclusie
De keuze van vorm die de sportclub aanneemt, kan onder andere afhangen van de toepasselijke fiscale regeling. Welke vorm het voordeligst is, zal geval per geval beoordeeld moeten worden. Zo kennen de vennootschapsbelasting, de rechtspersonenbelasting en de personenbelasting elk andere tarieven met verschillende toepassingsvoorwaarden. Bij de rechtsvormkeuze mag ook de toepasselijke btw-regeling niet uit het oog verliezen.
Auteurs: Mathieu Baert & Alexander Delafonteyne
Tags: fiscaal statuut van de sportclub, sportfiscaliteit