fiscaal advocaat brugge

Fiscaal Advocaat in Brugge

Meldingsplicht bij grensoverschrijdende fiscale constructies (DAC6)

Op 20 december 2019 werd de Europese richtlijn (EU 2018/822) die voorziet in een verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen m.b.t. grensoverschrijdende fiscale constructies (de DAC6-richtlijn) in Belgische wetgeving omgezet. Vanaf 1 juli 2020 moet hierdoor informatie over sommige grensoverschrijdende constructies door tussenpersonen aan de fiscus doorgegeven te worden. Wij zetten voor u de krachtlijnen van de nieuwe regeling uiteen.

 

DAC6-richtlijn

Met de DAC6-richtlijn streeft de Europese wetgever voornamelijk een grotere fiscale transparantie na. Een systeem van automatische uitwisseling van informatie moet de fiscale administratie de mogelijkheid bieden om potentieel agressieve fiscale praktijken vroegtijdig op te sporen. In de praktijk zal dit voor de zogenaamde tussenpersonen (intermediairs) een meldingsplicht aan de fiscus inhouden. De bedoeling is enerzijds dat de bevoegde instanties reeds in de beginfase van de adviesverlening door de tussenpersoon ingelicht worden, zodat indien nodig wettelijk kan worden ingegrepen. Anderzijds is het een manier om het gebruik van dergelijke constructies te ontraden.

 

dac6 meldingsplicht

 

 

Constructie

In de richtlijn is geen definitie van “constructie” terug te vinden. Zodoende wordt het toepassingsgebied  van de meldingsplicht zo ruim mogelijk gehouden. Alternatief werd door de Europese wetgever gebruik gemaakt van het begrip “wezenskenmerken”. Dit zijn zogenaamde eigenschappen die wijzen op een potentieel agressieve fiscale praktijk. Als aan één van de opgesomde wezenskenmerken wordt voldaan, moet het bestaan van de constructie aan de fiscus gemeld worden.

 

De wezenskenmerken worden opgedeeld in vijf categorieën. Twee categorieën daarvan zijn gekoppeld aan de zogenaamde “main benefit test”. In die gevallen is er pas sprake van een meldingsplicht indien bijkomend kan worden aangetoond dat het behalen van een belastingvoordeel een belangrijke drijfveer was voor het opzetten van de constructie.

 

Grensoverschrijdend karakter

Belangrijk is verder dat de richtlijn slechts toepassing vindt bij grensoverschrijdende constructies (d.i. als minstens twee lidstaten of één lidstaat en een niet-Europese lidstaat betrokken zijn). De Belgische wetgever heeft er in tegenstelling tot Polen voor gekozen om het toepassingsgebied van de meldingsplicht niet uit te breiden naar constructies met een louter interne werking. Deze mogelijkheid werd nochtans voorzien op Europees niveau.

 

 

 

Meldingsplicht

De meldingsplicht bestaat in de eerste plaats in hoofde van de tussenpersoon of intermediair. Een “intermediair” is iedereen die een meldingsplichtige, grensoverschrijdende constructie ontwerpt, organiseert, beheert, beschikbaar stelt of op de markt brengt (primaire intermediair). Bovendien is een intermediair ook elke persoon die weet of zou kunnen weten dat hij, rechtstreeks of door middel van andere personen, ‘hulp, bijstand of advies’ heeft verleend omtrent een grensoverschrijdende constructie  (secundaire intermediair). Als er geen sprake is van een intermediair of als de intermediair gebonden is door beroepsgeheim[1] schuift de meldingsplicht in tweede orde door naar de belastingplichtige.

 

Termijn

De intermediair (en desgevallend de belastingplichtige), moet de melding doen binnen de 30 kalenderdagen vanaf de dag dat:

  • een constructie beschikbaar is gesteld voor implementatie,
  • gereed is voor implementatie
  • vanaf de eerste stap van implementatie van de voormelde constructie.

 

Indien de intermediair werkt met zogenaamde marktklare constructies (constructies die als het ware kant en klaar door de tussenpersoon gebruikt worden) moet geen systematische melding gebeuren. Wel is de intermediair in dergelijke gevallen verplicht om elke drie maanden een periodiek verslag op te stellen over nieuwe inlichtingen betreffende deze marktklare constructies.

 

Sanctie

In de richtlijn zelf worden geen sancties voorzien. De lidstaten werden opgedragen om zelf een adequaat sanctiesysteem te ontwikkelen. Met het koninklijk besluit van 20 mei 2020 wordt dan ook melding gemaakt van volgend sanctieapparaat (onderverdeeld naargelang de aard van de overtreding):

 

  • Een onvolledige melding wordt beteugeld met een boete van 1.250,00 EUR tot 12.500,00 EUR. Indien er sprake is van bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden bedraagt de boete 2.500,00 EUR tot 25.000,00 EUR;

 

  • Geen melding of een laattijdige melding wordt beteugeld met een boete van 5.000,00 EUR tot 50.000,00 EUR. Indien er sprake is van bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden bedraagt de boete 12.500,00 EUR tot 100.000,00 EUR.

 

 

 

 

Inwerkingtreding

De wet treedt in principe in werking op 1 juli 2020. Er geldt dus een meldingsplicht voor constructies die vanaf 1 juli 2020 opgezet worden. Er werd bovendien in een zogenaamde retroactieve toepassing vanaf 25 juni 2018 voorzien. Dit betekent dat ook van grensoverschrijdende meldingsplichtige constructies waarvan de eerste stap van implementatie is gezet tussen 25 juni 2018 en 1 juli 2020 melding aan de FOD Financiën gemaakt moet worden. Dit moet uiterlijk op 31 augustus 2020 gebeuren.

 

Auteurs: Alexander Delafonteyne en Floor Dhondt

 

[1] Recent werd hieromtrent door de Orde van Vlaamse balies een vernietigingsberoep bij het Grondwettelijk hof ingesteld. Meer informatie vindt u hier.

Share
Tags: , ,