fiscaal advocaat brugge

Rechtbank

Inkomstenbelastingen en BTW

De procedure voor de Rechtbank van eerste aanleg

De Rechtbank van eerste aanleg is exclusief bevoegd voor de gerechtelijke fiscale geschillenbeslechting (“geschillen betreffende de toepassing van de belastingwet”).

  1. a) Ontvankelijkheidsvoorwaarden verbonden aan het inleiden van een fiscaal geschil

Belastingen

De fiscale vordering zal pas ontvankelijk zijn als eerst de door de wet ingestelde administratieve beroepsmogelijkheden benut werd. Dit georganiseerde administratief beroep is voorhanden bij geschillen omtrent de inkomstenbelastingen, maar niet bij geschillen omtrent de btw.

Om ontvankelijk te zijn, moeten vervolgens ook bepaalde wettelijk voorgeschreven termijnvereisten nageleefd worden.

Vooreerst moet het fiscaal verzoekschrift bij de Rechtbank van eerste aanleg neergelegd worden uiterlijk binnen een termijn van 3 maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing op bezwaar. Er wordt behoudens tegenbewijs verondersteld dat de kennisgeving bij aangetekende brief plaatsvindt op de derde werkdag volgend op die waarop de brief aan de postdiensten werd overhandigd. Belangrijke opmerking is dat deze beroepstermijn pas begint te lopen in zoverre de beslissing van de directeur over het bezwaarschrift de beroepsmogelijkheden en instantie bij wie het beroep moet worden ingesteld, als ook de geldende vormen en termijnen aangeeft.

BTW

Aangezien er geen wettelijk georganiseerd administratief beroep bestaat voor BTW-geschillen, kan het btw-geschil, vanaf uitvaardiging van het proces-verbaal of dwangbevel, rechtstreeks aan de Rechtbank voorgelegd worden.

  1. b) Inleiding en verloop procedure

De vordering wordt aanhangig gemaakt via een verzoekschrift neergelegd bij de Rechtbank van eerste aanleg. Echter, ook een dagvaarding of een vrijwillige verschijning zijn mogelijke opties, al genieten deze niet de voorkeur.

Een fiscaal verzoekschrift moet op straffe van nietigheid de volgende vermeldingen bevatten:

Een fiscaal verzoekschrift op tegenspraak moet met zijn bijlagen in zoveel exemplaren als er partijen zijn, bij aangetekend schrijven aan de griffier van de rechtbank van eerste aanleg worden toegezonden, dan wel ter griffie worden neergelegd. De territoriaal bevoegde Rechtbank wordt vermeld op de beslissing over het bezwaarschrift.

De procedure voor de Rechtbank van eerste aanleg kent een vrij normaal verloop. Zo kan je nieuwe grieven opwerpen en je vordering nog uitbreiden doorheen de procedure.

De rechter zal uitspraak doen over het hem voorgelegde fiscaal geschil.

De procedure voor het Hof van beroep

Je kan hoger beroep aantekenen tegen het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg als je het daarmee oneens bent. Het hoger beroep zal dan binnen 1 maand vanaf de betekening van het vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg moeten aangetekend worden tegen dit vonnis door neerlegging van een gemotiveerd verzoekschrift ter griffie van het Hof van beroep in zoveel exemplaren als er partijen zijn.

Na neerlegging van deze beroepsakte zal de procedure voor het Hof van beroep haar normale verloop kennen: de tegenpartij wordt door de griffier per gerechtsbrief op de hoogte gebracht van het hoger beroep en van de inleidingsdatum waarna de gewone procedure start (uitwisselen van conclusies, bepaling rechtsdag, arrest).

Inzake btw kan de administratie in bepaalde gevallen een consignatieverplichting opleggen. Dit houdt in dat de ontvanger jou als belastingplichtige kan verzoeken tot het in consignatie geven van het geheel of een gedeelte van de verschuldigde bedragen (tenzij je de toelating krijgt dit te vervangen door een zakelijke of persoonlijke zekerheid). Dit dient dan te gebeuren binnen 2 maanden vanaf kennisgeving op straffe van niet-ontvankelijkheid van de voorziening. Het consignatieverzoek kan trouwens enkel gevraagd worden indien de rechten van de schatkist in gevaar zijn.

Belangrijke opmerking is dat de fiscale vonnissen van de Rechtbanken van eerste aanleg steeds vatbaar zijn voor hoger beroep. De waarde van de vordering speelt dus geen rol.

De procedure voor het Hof van Cassatie

Je kan binnen 3 maanden vanaf de betekening van het arrest van het hof van beroep in beroep gaan bij het Hof van Cassatie. De voorziening in cassatie moet worden ingesteld bij een verzoekschrift dat op straffe van nietigheid een bondige uiteenzetting bevat van de middelen en de geschonden wetten aanduidt. Het verzoekschrift tot cassatie mag (in plaats van moet) voor de eiser door een advocaat worden ondertekend en neergelegd.

Schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis in geval van verzet, hoger beroep of cassatieberoep

Indien verzet, hoger beroep of cassatie wordt aangetekend, dan zal de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke beslissing worden geschorst. De ontvanger kan in tussentijd wel bewarende maatregelen nemen ten aanzien van de betwiste belastingschuld.

De procedure voor de beslagrechter

Indien je als belastingplichtige de inkomstenbelastingen niet betaalt binnen in principe een termijn van 2 maanden na het versturen van het aanslagbiljet, zal de ontvanger een dwangbevel betekenen. Dit dwangbevel roept je op om de integrale schuld te betalen binnen de 24 uren op straffe van tenuitvoerlegging via beslag.

Indien je geen gevolg geeft aan dit dwangbevel, kan de ontvanger overgaan tot het leggen van beslag (uitvoerend beslag op roerend goed, onroerend goed en beslag op zeeschepen en binnenschepen. Voor het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag (bijvoorbeeld bij een bank) is geen voorafgaandelijke betekening van een betalingsbevel nodig aan de belastingschuldige. Bovendien zal je als belastingschuldige bij dit laatste beslag verzet moeten aantekenen bij de bevoegde ontvanger in plaats van de ontvanger te dagvaarden voor de beslagrechter.

Het is tegen dit beslag dat je als belastingplichtige naar de beslagrechter kan gaan. Geschillen die betrekking hebben op de invordering en uitvoering van belastingschulden zijn immers de bevoegdheid van de beslagrechter. De beslagrechter oordeelt over de wettigheid van het beslag en de regelmatigheid ervan, zonder dat hij een oordeel mag vellen over de grond van de zaak zelf, zoals bijvoorbeeld over de hoogte van de aanslag.