fiscaal advocaat brugge

Fiscaal Advocaat in Brugge

Fiscaal misdrijf: Gewijzigde spelregels in het fiscaal strafrecht

In de nasleep van recente Europese rechtspraak zag de Belgische wetgever zich genoodzaakt een aantal wijzigingen aangaande de berechting van fiscale misdrijven door te voeren. Hierover verscheen bij ons al eerder een bijdrage, maar ondertussen trad de wetswijziging in werking en werd een langverwacht koninklijk besluit aangenomen.

 

Vermijden van dubbele berechting

Op 1 januari 2020 trad de wet van de wet van 5 mei 2019 houdende diverse bepalingen in strafzaken in werking. Hiermee werd de strafrechtelijke vervolging van fiscale misdrijven stevig door elkaar geschud. De voornaamste drijfveer van deze ingrijpende veranderingen was zoals gezegd de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens omtrent het non bis in idem beginsel. Dat beginsel houdt in dat niemand tweemaal voor dezelfde feiten mag worden berecht.

 

Het probleem van zo’n dubbele berechting doet zich voor als in eenzelfde zaak zowel een administratieve als een strafrechtelijke procedure loopt, en de betrokkene een dubbele sanctionering voor hetzelfde feit riskeert. In fiscale zaken is dit beginsel erg relevant, aangezien een fiscaal fraudeur zowel een strafsanctie (bv. een gevangenisstraf of geldboete) als een administratieve sanctie (bv. een belastingverhoging) boven het hoofd hangt. Op die manier was er vaak sprake van monsterboetes.

 

In essentie concludeerde het Hof dat dergelijke “parallelle procedures” mogelijk zijn, mits ze aan een hele rits voorwaarden voldoen. De Belgische wetgever trachtte met een aantal wijzigingen in het fiscaal strafrecht aan die rechtspraak tegemoet te komen.

 

fiscaal misdrijf

 

Una via-beginsel verfijnd

Vooreerst werd het una via-overleg aangepast. Het una via-overleg vond in 2012 al zijn weg naar de Belgische wetgeving. In essentie gaat het om een overleg tussen de fiscus en het parket dat ingebouwd werd met als doel een dubbele behandeling van eenzelfde fiscaal misdrijf te vermijden. Op de fiscus rust sinds 2012 de verplichting om bij aanwijzingen van een fiscaal misdrijf van eender welke aard het parket in te lichten. Op die manier hebben de fiscus en het parket de mogelijkheid om in gezamenlijk overleg het lot van een fiscaal misdrijf vast te leggen. Na dergelijk overleg volgt immers een behandeling van de zaak voor de strafrechter, of kent de zaak een administratief verloop. Een dubbele behandeling wordt zo vermeden.

 

De essentie van dat overleg bleef behouden, maar sinds de wetswijziging rust op de fiscus enkel nog de plicht om feiten van ernstige fiscale fraude met een georganiseerd karakter bij het openbaar ministerie aan te geven. De wetgever hoopt met die beperking enkel de zaken waarin een strafrechtelijke behandeling een meerwaarde heeft, naar het parket te laten doorstromen. In een koninklijk besluit van 9 februari 2020 wordt “georganiseerd” gedefinieerd als “complexe constructies met een eventueel internationaal karakter”. Naar de invulling van het begrip “ernstig” blijft het bij gebrek aan wettelijke definitie voorlopig gissen.

 

Na de inlichting van ernstige fiscale fraude moet binnen één maand overleg plaatsvinden. Op basis van dat overleg beslist de procureur of hij de strafvordering zal uitvoeren. Op die manier wordt dubbele vervolging vermeden; het administratief onderzoek dooft immers uit bij de start van de gerechtelijke vervolging.

 

Niet alleen de inhoud van het una via-overleg werd aangepakt, ook het halfjaarlijks strategisch overleg tussen het openbaar ministerie, de fiscus en de politie aangaande het onderschrijven van de fraudemechanismen is wettelijk verankerd. In de praktijk vond dat overleg al jaren plaats.

 

Omgekeerde meldingsplicht

Naast het una via– overleg kent de wet ook een meldingsplicht in de tegenovergestelde richting. Het parket moet de minister van financiën of de dienst CAF (Coördinatie Anti-Fraude) inlichten als tijdens een strafrechtelijk onderzoek aanwijzingen van fiscale fraude aan het licht komen. CAF krijgt dan inzage in het dossier, en heeft ook het recht om hiervan kopieën te nemen.

 

De meest ingrijpende verandering in navolging van de nieuwe wet is zonder twijfel de uitbreiding van de bevoegdheid van de strafrechter. Vóór de wetswijziging volgde na de strafprocedure nog een fiscale procedure om over de verschuldigde belastingen te oordelen. Onder de nieuwe wet worden beide procedures echter gecentraliseerd bij de strafrechter. Deze wordt dus ook bevoegd om kennis te nemen van de burgerlijke vordering tot het betalen van belastingen. De fiscus komt nog louter als derde tussen in de rechtszaak, en stelt zich met andere woorden burgerlijke partij.

 

Het vonnis van de strafrechter biedt een uitvoerbare titel op grond waarvan de fiscus de belasting kan innen. Een latere inkohiering (d.i. het uitvoerbaar verklaren van de belastingsschuld door de fiscus) is bijgevolg overbodig geworden en ook een administratief beroep tegen de belastingsschuld is niet langer mogelijk.

 

Bepalen van de strafmaat

Een derde nieuwigheid is de verplichting voor de strafrechter om bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de verschuldigde fiscale geldboeten. Op die manier wordt vermeden dat de veroordeelde met onredelijk hoge boeten geconfronteerd wordt.

 

Verbeurdverklaring

De verbeurdverklaring van zo’n vermogensvoordeel kan door de strafrechter niet langer worden bevolen indien de vordering van de fiscale administratie gegrond verklaard is én geleid heeft tot een effectieve betaling van de ontdoken belasting. In de praktijk betekent dit dat de strafrechter de uitspraak van de verbeurdverklaring moet uitstellen, gezien de beklaagde in ieder geval de mogelijkheid moet krijgen om de opgelegde boete te betalen. Bij een niet-betaling kan de strafrechter dan alsnog een verbeurdverklaring bevelen.

 

Conclusie

De intentie van de wetgever is duidelijk: op diverse manieren wordt de dubbele berechting van een fiscaal misdrijf vermeden. De wet van 5 mei 2019 trad op 1 januari 2020 integraal in werking, en lijkt een aantal wijzigingen te bevatten die het procesrechtelijk fiscaal landschap potentieel ten goede kunnen komen. De nodige flexibiliteit en aanpassing zullen in hoofde van zowel de strafrechter als de fiscalisten niettemin aangewezen zijn.

 

 

Auteurs: Alexander Delafonteyne en Floor Dhondt

Share
Tags: , ,