De fiscus heeft altijd het standpunt ingenomen dat forfaitair geraamde voordelen van alle aard niet aangevochten kunnen worden. Het Hof van beroep te Antwerpen is nu mening toegedaan dat de belastingplichtige kan aantonen dat de waarde van het voordeel lager is dan de forfaitaire waardering.
Voordeel van alle aard
Het ander dan in geld verkregen voordeel bij de uitoefening van een beroepswerkzaamheid maakt een belastbaar inkomen uit. Volgens de wet worden dergelijk voordelen geraamd op hun werkelijke waarde. De Koning wordt opgedragen om regels te bepalen om dergelijke voordelen op een vast bedrag te ramen.(artikel 36 §1 WIB’92)
Voor bijvoorbeeld de voordelen verkregen over de kosteloze beschikking van een smartphone), een woning, een wagen, of een goedkope leningen werden forfaitaire waarderingen vastgelegd. Voor leningen worden een aantal jaarlijkse referentierentevoeten vooropgesteld op basis waarvan het voordeel bepaald wordt. (artikel 18 KB/WIB)
Werkelijke waarde in plaats van forfaitaire waarde?
De vraag is of een dergelijk voordeel ook op de werkelijke waarde belast kan worden, indien deze lager zou zijn dan de forfaitaire raming.
De Minister van Financiën heeft steeds volgehouden dat de forfaitair geraamde voordelen van alle aard steeds van toepassing zijn, ongeacht het feit dat de administratie of de belastingplichtige de werkelijke waarde van het voordeel kan bewijzen.
Het Hof van beroep te Antwerpen sprak zich met een arrest van 28 mei 2019 uit over deze vraag.
Het betrof het geval van een bedrijfsleider die een rente van 4,5% betaalde op voorschotten die hij via de rekening-courant van de vennootschap ter beschikking gesteld kreeg. De administratie belaste dit voordeel forfaitair op het verschil tussen de referentierentevoet van 9% van dat jaar en 4,5%. De belastingplichtige betwistte deze wijze van belasten. Deze wierp op dat voor het voordeel, zoals de wet het voorschrijft, een marktconforme rentevoet toegepast moet worden.
Het Hof grijpt terug naar een advies van de Raad van State waarin gesteld wordt dat bij de bepaling van het voordeel de werkelijke waarde zoveel mogelijk benaderd moet worden.
Het Hof besluit dat de belastingplichtige het tegenbewijs kan leveren voor het bestaan en het bedrag van het belastbaar voordeel van alle aard. De referentierentevoeten zijn, volgens het Hof, in het voorliggend geval, geen onweerlegbare vermoedens.
Besluit
Dit arrest is een ommekeer in de rechtspraak. Op basis hiervan is de belastingplichtige niet meer verplicht steeds de forfaitaire raming van het voordeel van alle aard te gebruiken. Hij kan het bewijs leveren dat het werkelijk voordeel lager ligt dan het forfaitair geraamde voordeel.
Auteur: Alexander Delafonteyne
Tags: voordeel alle aard, voordeel alle aard woning