Het gratis ter beschikking stellen van een woning door een vennootschap aan de bedrijfsleider, wordt geacht een voordeel van alle aard uit te maken in hoofde van deze bedrijfsleider. Deze wordt op dit voordeel belast in de personenbelasting. Dit voordeel wordt begroot volgens de regels vastgesteld in artikel 18, §3, 2. KB/WIB 92.
In een vorig blogbericht werd besproken welke discriminatie artikel 18 KB/WIB 92 met zich mee brengt. Zowel het hof van beroep van Gent als het hof van beroep van Antwerpen oordeelden dat het verschil in berekening van dit voordeel, naargelang de woning ter beschikking werd gesteld door een natuurlijke persoon dan wel door een rechtspersoon, discriminatoir is. Dat maakte de vaststelling van dit voordeel ongrondwettig.
Door een wetswijziging wordt nu getracht deze discriminatie recht te zetten door de vermenigvuldigingsfactor 2 te hanteren, ongeacht door wie de woning ter beschikking wordt gesteld.
Problematiek
Onder de oude regelgeving werd een onderscheid gemaakt in de forfaitaire berekening van het voordeel alle aard naargelang de woonst ter beschikking werd gesteld door een natuurlijke persoon dan wel door een rechtspersoon. De situatie was als volgt:
* In geval van terbeschikkingstelling door een natuurlijke persoon:
Geïndexeerd KI x 100/60
* In geval van terbeschikkingstelling door een rechtspersoon:
KI < 745 €
Geïndexeerd KI x 100/60 x 1,25
KI > 745 €
Geïndexeerd KI x 100/60 x 3,8
De rechtspraak was van oordeel dat het gemaakte onderscheid discriminerend was.
De fiscus trachtte hieraan te remediëren door een nieuwe berekeningswijze te hanteren zonder verhoging van het geïndexeerd kadastraal inkomen, namelijk 100/60 van het geïndexeerd KI (Circ. 2018/C/57 van 15 mei 2018). Dat is met andere woorden de meest voordelige berekeningswijze.
De minister van Financiën kondigde een wetswijziging aan die de problematiek van de ongelijkheid zou wegwerken.
Begrotingsakkoord
Het begrotingsakkoord bracht een definitieve oplossing voor bovenstaande ongelijkheid met zich mee. De discriminatie werd weggewerkt door niet langer een onderscheid te maken tussen het geval dat de woonst ter beschikking wordt gesteld door een natuurlijke persoon dan wel door een rechtspersoon. Artikel 18, §3, 2. KB/WIB 92 zal zo aangepast worden dat wanneer een woning door een rechtspersoon ter beschikking gesteld wordt, er niet langer gekeken wordt naar de hoogte van het kadastraal inkomen.
De nieuwe berekeningswijze ziet er als volgt uit:
* Geïndexeerd KI x 100/60 x 2
Hierbij is de vermenigvuldigingsfactor altijd 2. Dit betekent een gunstigere waardering van het voordeel alle aard indien de woning van een rechtspersoon een KI heeft dat hoger is dan 745 €. Voor de rechtspersonen betekent dit dat men terugkeert naar de situatie die gold voor aanslagjaar 2013, en dus voor de zogenaamde Di Rupo-verhoging.
De wetswijziging draait op het eerste zicht gunstig uit voor de woningen met KI hoger dan 745 € van rechtspersonen voor de begunstigde van het voordeel. De vermenigvuldigingsfactor zakt immers van 3,8 naar 2. Voor woningen van rechtspersonen met een KI lager dan of gelijk aan 745 of voor woningen van natuurlijke personen pakt de nieuwe berekeningswijze minder gunstig uit, daar de waardering voor hun hoger zal uitkomen, en dus de belastbare basis verhoogt.
Inwerkingtreding
Het gewijzigde artikel 18, §3, 2. KB/WIB 92 zou voor het einde van 2018 gepubliceerd worden. Dit kan betekenen dat voor het inkomstenjaar 2018 de nieuwe berekening voor het voordeel alle aard van toepassing zou zijn. Het is immers zo dat een belastingschuld ontstaat na het afsluiten van het inkomstenjaar. Een wetswijziging die wordt bekendgemaakt voor het afsluiten van dat jaar, kan retroactief terugwerken tot de eerste dag van die periode, namelijk 1 januari 2018. Vanaf aanslagjaar 2019 kan dan ook de vermenigvuldigingsfactor 2 van toepassing zijn.
Is de terbeschikkingstelling van de woning via een rechtspersoon nog interessant?
De daling van de vermenigvuldigingsfactor van 3,8 naar 2 lijkt op het eerste zicht een gunstige maatregel. Toch zal dit genuanceerd moeten worden.
Eerst en vooral is het zo dat (kleine(re)) vennootschappen, bij het beoordelen van de minimale bezoldigingsvereiste om onder het verlaagd opklimmend tarief te vallen, onder andere rekening houden met het voordeel alle aard dat voortvloeit uit het gratis ter beschikking stellen van de woonst aan de bedrijfsleider. Nu de vermenigvuldigingsfactor daalt van 3,8 naar 2 voor woningen met een KI hoger dan 745 € kan dit betekenen dat de minimumgrens van de bezoldigingsvereiste niet langer bereikt wordt, waardoor deze vennootschappen niet langer kunnen genieten van het verlaagd opklimmend tarief.
Tevens wordt het voordeel alle aard opgenomen in de berekening van de normale jaarbezoldiging van de bedrijfsleider in het kader van de aftrek van de betaalde bijdragen voor het extralegaal pensioen. Daar moet rekening gehouden worden met de 80%-grens. De verlaging van 3,8 naar 2 kan hier tot gevolg hebben dat de normale jaarbezoldiging lager uitvalt, waardoor de 80%-grens op een lagere basis berekend moet worden en dat de aftrek voor de betaalde bijdragen door de vennootschap dus lager zal zijn dan voorheen.
Auteur: Alexander Delafonteyne
Tags: vennootschap, voordeel alle aard woning